Beslissingen bij het levenseinde

 

In België gaat een kleine helft van de overlijdens gepaard met een beslissing rond het levenseinde. In 44% van de gevallen zijn dit beslissingen die vallen onder goede palliatieve zorg. Dat is dan bijvoorbeeld het niet opstarten van een behandeling of het stoppen van voedsel- en vochttoedining. Hoewel er in de media veel te doen is over het debat voor en tegen euthanasie, wordt deze beslissing slechts in 1,9% van de gevallen ook echt genomen. Nog eens 1,9% van de beslissingen die bij het levenseinde worden genomen, zijn niet voorzien in de Belgische wetgeving. Het gaat dan om levensbeëindiging zonder verzoek - dat is vaak een 'onwettig' opgedreven palliatieve sedatie (1,8%) - of hulp bij zelfdoding (0,1%).

 

In de praktijk onderscheiden we drie grote categorieën van beslissingen bij het levenseinde:

  1. Keuzes in verband met levensverlengend handelen: het is de keuze of een behandeling wordt opgestart of niet en of ze wordt verder gezet of gestopt.
     
  2. Keuzes in verband met palliatief handelen en symptoomcontrole: dit zijn alle behandelingen die tot doel hebben om de levenskwaliteit en het comfort van de ongeneeslijk zieke patiënt te verhogen.
    In de terminale fase is palliatieve sedatie zo'n mogelijke beslissing. Sedatie betekent: de medicatie zodanig verhogen dat de patiënt in een kunstmatige slaap wordt gebracht. Daardoor heeft hij geen last meer van pijn en andere ongemakken. Want in de terminale fase kunnen die vaak op geen enkele andere manier meer onder controle worden gebracht.
     
  3. Keuzes in verband met actieve levensbeëindiging, waarbij doelgericht een dodelijke medicatie wordt toegediend. De wet voorziet hier de mogelijkheid tot euthanasie.

De uitgebreide beschrijving van deze mogelijke beslissingen vindt u in de brochure 'Begrippenkader medisch begeleid sterven'

Samen met de wet op de patiëntenrechten en de wet op de euthanasie, vormen deze mogelijke beslissingen het kader voor vroegtijdige zorgplanning. Vroegtijdige zorgplanning is het proces waarbij naasten met elkaar en hun arts en/of zorgverstrekkers hun wensen omtrent hun levenseinde kenbaar maken en bespreken. Deze wensen kunnen vervolgens gedocumenteerd worden voor het geval de patiënt zelf deze niet meer zou kunnen verwoorden.